Beweeg uwe tong niet (o Mahomet!) door (de openbaringen te herhalen, u door Gabriël gebracht, alvorens hij die geëindigd zal hebben), opdat gij haar spoedig in het geheugen zoudt prenten.
إِنَّ عَلَيْنَا جَمْعَهُۥ وَقُرْءَانَهُۥ ﴿١٧﴾
Want het verzamelen van den Koran in uw geheugen, en u de ware lezing daarvan te leeren, komen ons toe.
فَإِذَا قَرَأْنَٰهُ فَٱتَّبِعْ قُرْءَانَهُۥ ﴿١٨﴾
Maar als wij u dien door de tong van den engel zullen hebben voorgelezen, volg dan de lezing daarvan.
ثُمَّ إِنَّ عَلَيْنَا بَيَانَهُۥ ﴿١٩﴾
En daarna belasten wij ons, u dien uit te leggen.
كَلَّا بَلْ تُحِبُّونَ ٱلْعَاجِلَةَ ﴿٢٠﴾
Gij zult volstrekt zoo haastig niet zijn voor de toekomst. Maar gij menschen bemint datgene, wat haastig voorbijgaat (het wereldsche).
وَتَذَرُونَ ٱلْءَاخِرَةَ ﴿٢١﴾
En gij verwaarloost het volgende leven.
وُجُوهٌۭ يَوْمَئِذٍۢ نَّاضِرَةٌ ﴿٢٢﴾
Op dien dag zullen er aangezichten zijn, die met een levendigen glans zullen schitteren.
إِلَىٰ رَبِّهَا نَاظِرَةٌۭ ﴿٢٣﴾
En die hunne blikken naar den Heer zullen wenden.
وَوُجُوهٌۭ يَوْمَئِذٍۭ بَاسِرَةٌۭ ﴿٢٤﴾
Er zullen dien dag ter nedergeslagen aangezichten wezen.
تَظُنُّ أَن يُفْعَلَ بِهَا فَاقِرَةٌۭ ﴿٢٥﴾
Zij zullen denken, dat er eene verpletterende ramp over hen zal worden gebracht.
كَلَّآ إِذَا بَلَغَتِ ٱلتَّرَاقِىَ ﴿٢٦﴾
Zekerlijk. Als de ziel van den mensch (in zijn doodstrijd) tot zijne keel zal opstijgen.
وَقِيلَ مَنْ ۜ رَاقٍۢ ﴿٢٧﴾
Als de omstanders zullen zeggen: Wie brengt een toovermiddel om hem te doen herstellen?
وَظَنَّ أَنَّهُ ٱلْفِرَاقُ ﴿٢٨﴾
Denkende, dat het oogenblik van zijn vertrek uit deze wereld is gekomen.
وَٱلْتَفَّتِ ٱلسَّاقُ بِٱلسَّاقِ ﴿٢٩﴾
En het eene been met het andere been zal worden verbonden.
إِلَىٰ رَبِّكَ يَوْمَئِذٍ ٱلْمَسَاقُ ﴿٣٠﴾
Op dien dag zal hij tot uwen Heer worden gedreven.
فَلَا صَدَّقَ وَلَا صَلَّىٰ ﴿٣١﴾
Want hij geloofde niet, noch bad.
وَلَٰكِن كَذَّبَ وَتَوَلَّىٰ ﴿٣٢﴾
Maar hij beschuldigde Gods profeet van bedrog, en wendde zich af, in plaats van hem te gehoorzamen.
ثُمَّ ذَهَبَ إِلَىٰٓ أَهْلِهِۦ يَتَمَطَّىٰٓ ﴿٣٣﴾
Daarop ging hij tot zijn gezin terug, met hoogmoed wandelende.
أَوْلَىٰ لَكَ فَأَوْلَىٰ ﴿٣٤﴾
Daarom, wee over u! het uur nadert.
ثُمَّ أَوْلَىٰ لَكَ فَأَوْلَىٰٓ ﴿٣٥﴾
Het nadert steeds. Wee! en nog eens wee over u; wee!
أَيَحْسَبُ ٱلْإِنسَٰنُ أَن يُتْرَكَ سُدًى ﴿٣٦﴾
Denkt de mensch, dat hij geheel vrijgelaten zal worden, (zonder toezicht)?