وَٱلْمُرْسَلَٰتِ عُرْفًۭا ﴿١﴾
Ik zweer bij de engelen die door God gezonden zijn, en elkander in eene aanhoudende reeks opvolgen.
وَٱلنَّٰشِرَٰتِ نَشْرًۭا ﴿٣﴾
En bij hen die zijne bevelen verspreiden. Door die op aarde bekend te maken,
وَإِذَا ٱلرُّسُلُ أُقِّتَتْ ﴿١١﴾
En als den gezanten een tijdstip zal zijn aangewezen, om te verschijnen en getuigenis tegen hun eigen volk af te leggen.
وَمَآ أَدْرَىٰكَ مَا يَوْمُ ٱلْفَصْلِ ﴿١٤﴾
En wat zal u doen begrijpen, wat de dag der scheiding is?
وَيْلٌۭ يَوْمَئِذٍۢ لِّلْمُكَذِّبِينَ ﴿١٥﴾
Op dien dag, wee over hem, die de profeten van bedrog beschuldigde!
وَيْلٌۭ يَوْمَئِذٍۢ لِّلْمُكَذِّبِينَ ﴿١٩﴾
Wee op dien dag over hen, die de profeten van bedrog hebben beschuldigd!
أَلَمْ نَخْلُقكُّم مِّن مَّآءٍۢ مَّهِينٍۢ ﴿٢٠﴾
Hebben wij u niet van een nietigen droppel zaad geschapen.
وَيْلٌۭ يَوْمَئِذٍۢ لِّلْمُكَذِّبِينَ ﴿٢٤﴾
Wee op dien dag over hen, die de profeten van bedrog hebben beschuldigd!
وَجَعَلْنَا فِيهَا رَوَٰسِىَ شَٰمِخَٰتٍۢ وَأَسْقَيْنَٰكُم مَّآءًۭ فُرَاتًۭا ﴿٢٧﴾
En hebben wij daarop geene vaste, verhevene bergen geplaatst en u zuiver water te drinken gegeven?
وَيْلٌۭ يَوْمَئِذٍۢ لِّلْمُكَذِّبِينَ ﴿٢٨﴾
Wee op dien dag over hen, die de profeten van bedrog hebben beschuldigd!
ٱنطَلِقُوٓاْ إِلَىٰ مَا كُنتُم بِهِۦ تُكَذِّبُونَ ﴿٢٩﴾
Men zal tot hen zeggen: Gaat ter straf, welke gij als eene valschheid hebt geloochend.
ٱنطَلِقُوٓاْ إِلَىٰ ظِلٍّۢ ذِى ثَلَٰثِ شُعَبٍۢ ﴿٣٠﴾
Gaat in de schaduw van den rook der hel, welke in drie kolommen zal opstijgen.
لَّا ظَلِيلٍۢ وَلَا يُغْنِى مِنَ ٱللَّهَبِ ﴿٣١﴾
En die u noch voor de hitte beveiligen, noch tegen de vlam van dienst wezen zal.
وَيْلٌۭ يَوْمَئِذٍۢ لِّلْمُكَذِّبِينَ ﴿٣٤﴾
Wee op dien dag over hen, die de profeten van bedrog hebben beschuldigd!
هَٰذَا يَوْمُ لَا يَنطِقُونَ ﴿٣٥﴾
Dit zal een dag wezen, waarop de schuldigen sprakeloos zullen zijn.
وَلَا يُؤْذَنُ لَهُمْ فَيَعْتَذِرُونَ ﴿٣٦﴾
En het zal hun niet geoorloofd worden, zich te verontschuldigen.
وَيْلٌۭ يَوْمَئِذٍۢ لِّلْمُكَذِّبِينَ ﴿٣٧﴾
Wee op dien dag over hen, die de profeten van bedrog hebben beschuldigd!
هَٰذَا يَوْمُ ٱلْفَصْلِ ۖ جَمَعْنَٰكُمْ وَٱلْأَوَّلِينَ ﴿٣٨﴾
Dit zal de dag der scheiding wezen, waarop wij zoowel u, als uwe voorgangers zullen verzamelen.
فَإِن كَانَ لَكُمْ كَيْدٌۭ فَكِيدُونِ ﴿٣٩﴾
Indien gij dus eene doordachte list bezit, gebruikt die dan tegen mij.
وَيْلٌۭ يَوْمَئِذٍۢ لِّلْمُكَذِّبِينَ ﴿٤٠﴾
Wee op dien dag over hen, die de profeten van bedrog hebben beschuldigd!
إِنَّ ٱلْمُتَّقِينَ فِى ظِلَٰلٍۢ وَعُيُونٍۢ ﴿٤١﴾
Maar de vrome zal te midden van schaduwen en fonteinen wonen.
وَفَوَٰكِهَ مِمَّا يَشْتَهُونَ ﴿٤٢﴾
En te midden van vruchten van allerlei soort, welke zij zullen begeeren.
كُلُواْ وَٱشْرَبُواْ هَنِيٓـًٔۢا بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٤٣﴾
En men zal tot hen zeggen: Eet en drinkt met goede spijsvertering, ter belooning voor hetgeen gij zult hebben verricht.
وَيْلٌۭ يَوْمَئِذٍۢ لِّلْمُكَذِّبِينَ ﴿٤٥﴾
Wee op dien dag over hen, die de profeten van bedrog hebben beschuldigd!
كُلُواْ وَتَمَتَّعُواْ قَلِيلًا إِنَّكُم مُّجْرِمُونَ ﴿٤٦﴾
Eet, o ongeloovigen? en geniet de genoegens van dit leven voor een korten tijd. Waarlijk, gij zijt zondaren.
وَيْلٌۭ يَوْمَئِذٍۢ لِّلْمُكَذِّبِينَ ﴿٤٧﴾
Wee op dien dag over hen, die de profeten van bedrog hebben beschuldigd!
وَإِذَا قِيلَ لَهُمُ ٱرْكَعُواْ لَا يَرْكَعُونَ ﴿٤٨﴾
En als hun gezegd wordt: Buigt u neder, dan buigen zij niet neder.
وَيْلٌۭ يَوْمَئِذٍۢ لِّلْمُكَذِّبِينَ ﴿٤٩﴾
Wee op dien dag over hen, die de profeten van bedrog hebben beschuldigd!